Wij hebben de kracht van Pinksteren nodig

“Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt,
en gij zult mijn getuigen zijn,” Handelingen 1:8



Vele mensen weten niet meer wat de echte betekenis is van kerstfeest
en het paasfeest, laat staan van het pinksterfeest.
Zonder Pinksteren zal er echter geen gezalfde zang, muziek of
prediking kunnen zijn. Zonder Pinksteren is er geen krachtig gebed
voor de zieken om genezing te ontvangen. Zonder Pinksteren is er
geen autoriteit om gebonden mensen te bevrijden van satans macht.
Zonder Pinksteren kun je niet eens goed getuigen over de liefde van
Christus.
Pinksteren heeft alles te maken met de kracht van de Heilige Geest die
50 dagen na het eerste paasfeest werd uitgestort.
Natuurlijk was de Heilige Geest reeds werkzaam op aarde. Maar op die
grote pinksterdag brak er een nieuw tijdperk aan. De Heilige Geest
werd op 120 gelovigen uitgestort en ze werden zodanig vervuld met
Gods kracht dat de mensen dachten dat ze dronken waren. Die kracht
had men nodig, want ze stonden voor een grote taak om de wereld
bekend te maken met het evangelie.
Voor Pinksteren zaten de discipelen van Jezus achter gesloten deuren
en waren beangst om te getuigen. Maar op de vijftigste (d.i. wat
Pinksteren betekent) dag na Pasen stonden diezelfde discipelen
openlijk op de straten en pleinen te prediken en te getuigen onder de
zalving van de Heilige Geest en waren voor niemand bang. Dat is wat
de Heilige Geest doet. Wel 3000 mensen kwamen die pinksterdag tot
bekering onder Petrus prediking en lieten zich dopen. Het is hoog tijd
dat de Kerk van Jezus Christus weer vervuld wordt met Gods Geest. We
kunnen allen, ook vandaag nog, vervuld worden met de Heilige Geest.
Alleen als daar volledige overgave is kan God ons vullen. Bent u reeds
vol van de Geest? U zult vragen: hoe word ik vervuld? Het antwoord
geeft Jezus ons: vraag de Vader erom. Hij zal u – net als een aardse
vader – geen stenen voor brood geven.

David Maasbach




Wij zijn echter, al wonen wij hier op aarde, burgers van een stad in
de hemel, vanwaar wij ook onze Verlosser verwachten,
de Here Jezus Christus. Filippenzen 3:20




De gebarsten Emmer

Een waterdrager in India had twee grote emmers; elke emmer hing
aan één kant van een juk dat hij over zijn schouders droeg. Eén van de
emmers had een barst en de andere emmer was in perfecte staat.
Terwijl die tweede emmer aan het einde van de lange weg tussen de
rivier en het huis van de meester een volle portie water afleverde was
tegen die tijd de gebarsten emmer nog maar halfvol.

Dat ging zo twee volle jaren verder. De waterdrager leverde altijd maar
anderhalve emmer water af in het huis van zijn meester. Natuurlijk was
de goede emmer bijzonder trots op zijn prestaties omdat hij perfect
voldeed voor het doel waarvoor hij gemaakt was. Maar de arme
gebarsten emmer was beschaamd om zijn gebrek en voelde zich
ellendig omdat hij maar de helft kon presteren van wat je van hem had
mogen verwachten. Nadat hij zich zo twee jaar lang als een mislukking
had beschouwd begon hij op een dag bij de rivier tegen de waterdrager
te praten.

“Ik ben beschaamd over mezelf en ik wil me bij jou verontschuldigen.”

“Waarom?”, vroeg de waterdrager. “Waarom ben je beschaamd?”

“Omdat ik de laatste twee jaar slechts in staat ben geweest om maar
een halve portie water af te leveren. Door die barst in mijn zijwand
verlies ik voortdurend water onderweg naar het huis van je meester.
Door mijn falen moet jij zo hard werken en krijg je niet het volle loon
voor je inspanning”, antwoordde de emmer.

De waterdrager kreeg echt medelijden met de oude gebarsten emmer;
hij wilde hem troosten en zei: “Als we dadelijk teruggaan naar het huis
van mijn meester moet je eens goed op die prachtige bloemen letten
aan de kant van de weg”.

En inderdaad: toen ze de heuvel opliepen zag de gebarsten emmer de
prachtige wilde bloemen langs de kant van de weg en dat bracht hem
toch een beetje troost. Maar aan het einde van de reis voelde hij zich
toch weer ongelukkig omdat de helft van het water weer was
weggelopen en hij verontschuldigde zich opnieuw bij de waterdrager
omdat hij weer gefaald had.

De waterdrager bekeek de emmer en zei: “Heb je dan niet gezien dat er
alleen maar bloemen groeien langs jouw kant van de weg en niet langs
de kant van de andere emmer?

Dat komt omdat ik altijd al wist dat je een beetje lekte en ik heb daar
mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemzaadjes geplant aan jouw kant
van de weg en elke keer we terugkwamen van de rivier heb jij ze water
gegeven.

En zo heb ik twee jaar lang telkens prachtige bloemen kunnen plukken
om de tafel van mijn meester mee te versieren. Als jij niet zou zijn zoals
je nu eenmaal bent dan zou zijn huis er nooit zo prachtig uitzien.”

En zo heeft ieder van ons zijn eigen “lekken”. We zijn allemaal
gebarsten emmers. Maar als wij er open voor staan dan zal de Heer
ons falen kunnen gebruiken om de tafel van Zijn Vader op te fleuren.

In Gods grote plan gaat er nooit iets verloren. Wanneer je dus een
manier zoekt om elkaar te dienen en als God je voor een bepaalde taak
heeft geroepen, maak je dan geen zorgen om je zwakke punten. Wees
je er wel van bewust maar geef Hem de mogelijkheid om er Zijn
voordeel mee te doen en zo kan jij ook meewerken aan schoonheid
langs Zijn weg.

Ga dapper voort en weet dat we in onze zwakheid Zijn sterkte ervaren.





God kan ook jou gebruiken !

Op een dag hielden de gereedschappen van de meubelmaker een
vergadering. De voorzitter was broeder Hamer. De vergadering had
hem duidelijk gemaakt, dat hij maar beter kan vertrekken, omdat hij
teveel lawaai maakte. Hij zei daarop: “Als ik deze timmermansplaats
moet verlaten, dan moet broeder kleine Boor er ook uit! Hij is van zo
weinig belang, dat niemand hem zal missen.”

Daarop stond broeder kleine Boor op en zei: “Goed, maar dan moet
broeder Schroevendraaier ook vertrekken. Je moet hem steeds
ronddraaien wil hij tot enige prestatie komen.”

Broeder Schroevendraaier zei toen: “Als je mij eruit wil hebben, dan zal
broeder Schaaf er ook uit moeten. Al zijn werk is zo oppervlakkig,
iedere diepte ontbreekt eraan.”

Waarop broeder Schaaf antwoordde: “Dan gaat broeder Duimstok er
ook uit, want hij legt iedereen de maatstaaf aan, alsof hij de enige is
die gelijk heeft.”

Broeder Duimstok deed toen zijn beklag over broeder Schuurpapier en
zei: “Ik wil wel gaan, maar broeder Schuurpapier is ruwer dan nodig is
en hij schuurt altijd de verkeerde kant op.”

Op het heetst van de discussie kwam de Meubelmaker de werkplaats
binnen, om aan zijn dagtaak te beginnen. Hij deed zijn overall aan en
ging naar zijn werkbank, om een preekstoel te maken. Hij zocht het
hout uit en gebruikte die dag, zoals alle andere dagen: De duimstok, de
schaaf, de kleine boor en de grote boor, de hamer en de
schroevendraaier, maar ook de beitel en het schuurpapier kwamen
aan de beurt. Aan het einde van de dag, toen Hij alle gereedschappen
wel één of meerdere keren gebruikt had, was de preekstoel klaar.

De Meubelmaker ging naar huis.

Toen stond broeder Zaag op en zei: “Broeders, ik zie, dat de
Meubelmaker ons allemaal als Zijn werktuigen kan gebruiken, om Zijn
doel te bereiken!”

Zo mogen wij, waar wij zijn en wie wij ook zijn toch deel uitmaken voor
onze hemelse Vader als een bruikbaar instrument. Wij zijn werkzaam,
als wij elkaar bemoedigen, opbouwen en positief met elkaar bezig zijn,
want wij hebben elkaar nodig.




Handschoenen


Ik heb een handschoen in mijn hand. Die handschoen kan uit zichzelf
niets doen, maar als mijn hand erin zit, kan hij veel doen. Natuurlijk,
het is niet de handschoen, maar mijn hand die erin zit die het doet. Zo
zijn wij ook handschoenen. Het is de Heilige Geest in ons die de hand
is, die het werk doet. Wij moeten plaats maken voor de hand, zodat
iedere vinger gevuld wordt.

Heilige Geest, woon Gij in mij,
opdat ik barmhartig zij
met een woord, dat helpt, geneest,
Toon uw leven in mijn geest,
dat met tederheid en kracht
ook ik toon des Heilands kracht.
(naar het Engels van Thomas Lynch)

Want God werkt in u… Filippenzen 2:13

Dank U, Heer, dat ik slechts een handschoen ben en dat de
Heilige Geest de hand in de handschoen is.

Corrie Ten Boom




Pinksteren

Het is niet waar, dat Gij ons hebt verlaten,
Gij zijt niet ver van ons vandaan gegaan.
En zelfs voor ons, die U zo vaak vergaten
blijft elke dag Uw hart wijd open staan.

Het is niet waar, dat wij Uw hand niet voelen,
en dat wij tastend door het donker gaan;
Gij weet nog vóór ons spreken ons bedoelen,
als wij alleen zijn, komt Gij naast ons staan.

Ons leven is toch veilig in Uw handen?
Het is toch waar, dat Gij nog wond ‘ren doet?
Ook in ons hart kunt Gij Uw vlam doen branden,
luid roept in ons de stem, Heer, van Uw bloed.

Door onze handen zegent Gij de mensen,
door onze mond spreekt Gij Uw troostend woord,
door onze daad doorbreekt Gij alle grenzen,
Op ons gebed trekt G’ overwinnend voort!

Nel Benschop