Een ongewone vriendschap

Twee dagen voor Kerst had ik mijn laatste inkopen gedaan. Ik was nog
maar vier maanden getrouwd en zag echt uit naar onze eerste Kerst
samen. Voor mijn laatste boodschap moest ik bij een bloemisterij zijn
in een buitenwijk van onze stad. Daartegenover stond een oud,
armoedig huisje dat er verlaten uitzag. ’Daar zal wel geen mens
wonen,’ dacht ik, ‘wat een krot!’ Maar net op dat ogenblik kwam er
een heel oude man uit het huisje. Hij hing een krans aan zijn deur: het
enige teken van Kerst op deze sombere plek. Toen ik keek naar de
poging van de man om wat ‘kerstsfeer’ aan te brengen, werd mijn hart
overstelpt met liefde en medelijden. Het was of God tegen mij zei: ‘Ik
wil dat je hem een kerstgeschenk brengt en hem laat weten dat Ik hem
liefheb.’
Op kerstmorgen verliet ik ons warme huis en trotseerde de felle kou
om een doos zelfgebakken koekjes op zijn stoep te zetten. Er hing een
kaartje aan waarop alleen stond: ‘God heeft u lief.’ Van anderen in de
buurt hoorde ik later dat hij meer dan negentig jaar oud was en geen
familie had. Hij woonde al jaren in dat vervallen huisjes en niemand
wist verder iets van hem af.
De hele winter door was het of God mij aanspoorde om de oude man
eens een maaltijd of een bezoekje te brengen, maar ik bleef het voor
mij uit schuiven. Toen het ten slotte voorjaar werd, vroeg ik God om
een gelegenheid om contact met hem te maken. Ik besloot hem een
pan stamppot te brengen en een appeltaart. Tot mijn verrassing was
Rob Elbers, want zo heette hij, een gezellige, humoristische man, die
fantastische verhalen uit zijn leven kon vertellen. Hij was vroeger
vrachtrijder geweest. Toen hij negen jaar was, was hij van huis
weggelopen. Hij was maar kort getrouwd geweest en hij had nog een
poosje in de gevangenis gezeten voor een klein vergrijp. Ik werd
geboeid door zijn verhalen en hij vond het fijn dat er iemand naar hem
luisterde. We werden langzamerhand vrienden.
De mensen vroegen me vaak: ‘Hoe kun je zo’n man bij je thuis hebben?’
Maar mijn antwoord was altijd dezelfde: ‘Hij is mijn vriend.’
Langzamerhand begon God mij aan te sporen om hem over de Heer
Jezus te vertellen. Op een dag zei ik tegen hem: ‘Meneer Elbers, God
houdt heel veel van u en daarom heeft Hij zijn Zoon, Jezus Christus,
gezonden om voor uw zonden te sterven.’
Ik zal nooit de uitdrukking van zijn gezicht vergeten, toen ik hem zei
dat God van hem hield. Hij zei dat, behalve de kaart die ik hem op
kerstmorgen gestuurd had, dit de eerste keer in zijn leven was dat hij
gehoord had dat God hem liefhad. Niemand had hem ooit verteld
waarom de Heer Jezus op het kruis was gestorven, hoewel hij daar
altijd nieuwsgierig naar geweest was. Langzamerhand begon de
Heilige Geest te werken aan het hart van Rob Elbers. Hoewel hij
hardhorend was, begon hij me vragen te stellen over de Heer Jezus.
Op een avond was ik thuis bananenbrood aan het bakken, toen ik
opeens voelde dat God tot mijn hart sprak: ‘Ik wil graag dat je nu
direct een brood naar meneer Elbers brengt en met hem spreekt over
zijn ziel.’ Ik begon allerlei excuses te verzinnen, maar God bleef
vriendelijk aanhouden, tot ik ten slotte zei: ‘Ik ga, Heer.’
Met het warme bananenbrood in mijn hand en een gevoel van
onzekerheid in mijn hart, liep ik de paar blokken naar het huis van
meneer Elbers. Hij stond buiten, net of hij erop wachtte dat ik zou
komen. Ik liep op hem af, en met een vrijmoedigheid die ik niet van
mijzelf had, zei ik: ‘Meneer Elbers, ik zal u zeggen waarom ik vanavond
naar u toe gekomen ben,’ ‘God heeft mij op het hart gelegd om u dit
brood te brengen en met u te spreken over uw onsterfelijke ziel,
omdat Hij heel veel van u houdt.’
Ik begon Gods reddingsplan uit te leggen aan meneer Elbers, die om
de een of andere reden mij die avond duidelijk kon verstaan. Toen ik
uitgesproken was, vroeg ik of hij de Heer Jezus niet in zijn hart wilde
aannemen als zijn Verlosser. Hij antwoordde: ‘Ja, dat zou ik graag
willen doen.’ Hij boog zijn hoofd en terwijl de tranen langs zijn oude,
verweerde wangen liepen, vroeg hij de Heer Jezus om in zijn hart en
leven te komen. Toen hij klaar was met bidden, keek ik hem aan en zei:
‘God houdt zo veel van u.’ Meneer Elbers zei: ‘Ja, ik weet dat God mij
liefheeft. Wilt u weten hoe ik dat weet? Ik weet dat Hij mij lief heeft,
omdat u zo vriendelijk voor mij geweest bent. Ik voel me nu zo anders.
Voor ’t eerst in mijn leven voel ik me schoon. ‘ Rob Elbers heeft na die
avond nog een paar maanden geleefd, maar hij zei dat het de
gelukkigste maanden van zijn leven waren. Hij was niet langer bang
voor wat er na de dood gebeuren zou. Op een avond, toen hij rustig
sliep, haalde God mijn lieve vriend thuis, in de hemel.
Op de dag dat meneer Elbers heenging, speelde er voor ik van zijn
overlijden hoorde, dit Bijbelvers door mijn hoofd: ’ … waar de zonde
toenam, werd ook de genade steeds overvloediger’ (Romeinen 5:20).
God bereidde me op zijn tedere, liefhebbende manier voor op het
nieuws dat ik een paar uur later zou horen. Hij gaf mij de verzekering
dat mijn vriend nu veilig bij Hem was. Op de begrafenis van meneer
Elbers herhaalde de predikant de woorden van de Heer Jezus: ‘Wie bij
mij komt, zal Ik niet wegsturen.’ Ik stond versteld van de geweldige
genade dat een man van de leeftijd van meneer Elbers zijn leven tot
de Heer Jezus gewend had. Hoe verreikend en zonder voorwaarden is
de genadige liefde van God! God wil niet dat sommigen verloren gaan,
doch dat allen tot bekering komen. (2 Petrus 3:9).

Bron: Lichtstralen uit het Woord